Ongeveer 300 jaar voor Chr. beschrijft Aristoteles in zijn "historia animalum" het leven van de bijen. Hij wist al van het bestaan van de koningin (foto: koningin met hofhouding), de darren (mannelijke bijen) en de werksters.
Pas vanaf de zeventiende eeuw werden er ontdekkingen gedaan over de voortplanting van de bij. Toen legde de Nederlander Jan Swammerdam, natuurwetenschapper te Amsterdam de grondslag voor de entomologie (studie van insecten) met zijn Algemeene Verhandeling van de bloedloose dierkens. Hij dacht dat nakomelingen zich in miniatuurformaat bevinden in de zaad- of eicel (Preformatietheorie). De blinde Zwitserse wetenschapper Huber ontdekte in de 18-de eeuw dat de koningin eitjes legt en bevrucht wordt door darren (al vliegend).
We weten nu dat de koningin gedurende de eerste weken van haar leven verschillende keren paart, iedere keer met een andere dar, die na het afgeven van zijn sperma sterft. Vijf tot zeven miljoen spermacellen zijn voldoende voor de drie tot vier jaar durende legtijd van de koningin

Boven: Eitjes en larfjes met voedersap in de cellen
In onderstaande tabel is een en ander samengevat.
4 jaar | zomerbijen 6 weken winterbijen 6 maanden |
2 maanden |
Om deze ontwikkeling van het volk mogelijk te maken moet het volk water, voedsel en een aantal hulpstoffen verzamelen. Het voedsel bestaat uit nectar en stuifmeel. De nectar wordt omgezet in honing en dient als energiebron. Het stuifmeel wordt omgezet in voedersap en levert de eiwitten voor de larven. Zowel honing als stuifmeel kunnen als voorraad worden opgeslagen in de cellen. Daarnaast verzamelen bijen harsachtige substanties van bomen en struiken en daarvan maken ze propolis. Propolis dient als een soort kit voor het dichtkitten van kieren en gaten van de bijenwoning. Tenslotte "zweten" bijen was waarmee de raten worden gebouwd.
Tenslotte blijft er één jonge koningin in het achterblijvende volk over. Jonge koninginnen beginnen na ongeveer 5 dagen aan de "bruidsvlucht" en worden dan door meerdere darren in de lucht bevrucht.